Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [135]Gij ontkomenen van het zwaard, gaat weg, en blijft niet staan; gedenkt des HEEREN van [136]verre, en laat Jeruzalem in ulieder hart [137]opkomen. 135. Aanspraak aan de gevangen overgebleven Joden in Babel. 136. Uit Babylonie; gedenkt alsdan wat Babel aan Jeruzalem gedaan heeft, en hoe het haar vergolden wordt; en voorts, stelt uw hart om weder te keren naar Jeruzalem, enz. 137. Vergelijk boven hfdst.3 vs.16, en hfdst.7 vs.31, met de aantekening.